Leerfase 4: Toepassing
Praktijksituatie
De toepassing van de opgedane kennis vindt plaats in een praktijksituatie (zorgsituatie). De praktijksituaties worden altijd uitgevoerd binnen een praktijkgerichte context. In elke praktijksituatie wordt aandacht besteed aan de CanMEDS-rollen, waardoor studenten zich bewust worden van welke rol je aanneemt in verschillende situaties.
Doel: de opgedane kennis en vaardigheden die in de module aan bod zijn gekomen toepassen.
Vaardigheden
Als er relevante vaardigheden horen bij de module, zijn deze opgenomen als vaardigheidstraining. Vaardigheden trainen de student om iets te ‘kunnen’. Het gaat om sociaal-agogische, verpleegtechnische, verzorgende en administratieve vaardigheden. Elke vaardigheid wordt opgebouwd volgens het OOTT-model dat bestaat uit vier fasen:
- Oriënteren: beschrijving van de handelingen, weergegeven in de stappen Voorbereiding, Uitvoering en Nazorg. Studenten oriënteren zich op hoe de vaardigheid in elkaar zit, waar met name op te letten en eventueel een demonstratie.
- Oefenen: door het imiteren van de demonstratie, oefenen in een gesimuleerde situatie in een skillslab, op school (praktijklokaal) of in de thuissituatie. Het gaat hierbij om het aanleren van de deelhandelingen, de samenhang (integratie) van deelhandelingen, snelheid en coördinatie van handelingen (automatisering).
- Toepassen: het uitvoeren van de vaardigheid in de praktijk, waarbij zo nodig ook de relatie met de gebruikte protocollen in de zorgorganisatie en de specifieke situatie van de zorgvrager wordt gelegd.
- Transfer: toepassing van de vaardigheid in diverse situaties (andere cliënten, andere omgeving enzovoort).
Doel: aanleren en beheersen van vaardigheden die relevant zijn voor de beroepsuitoefening.
Moduleopdracht
Elke module bevat minimaal één moduleopdracht. De moduleopdracht is een overkoepelende actieve werkvorm, die de verschillende onderwerpen van de module bij elkaar brengt. Deze opdracht is gericht op het toepassen, analyseren en creëren van de kennis en vaardigheden, die studenten hebben opgedaan in een module. De 21-eeuwse vaardigheden worden aangesproken en studenten worden, meer dan bij de verwerkingsopdrachten, geprikkeld om op onderzoek uit te gaan om hun kennis te verbreden. De uitwerking van de opdrachten kan heel divers zijn, zoals het geven van een presentatie, het schrijven van een brief of het samenstellen van een folder.
Doel: kennis verbreden, 21-eeuwse vaardigheden inzetten.
Leerfase 5: Formatief evalueren, reflecteren en feedback
Er zijn verschillende instrumenten binnen een module om formatief te evalueren.
- Leerdoelen creëren helderheid over wat de student moet kennen en beheersen.
- Feedback bij de opdrachten in de digitale leeromgeving eDition.
- Diagnostische gesprekken voeren naar aanleiding van het uitvoeren van vaardigheden en moduleopdrachten.
- Reflectie en feedback van de student op de module door middel van het exit-ticket.
- De formatieve diagnostische toetsen geven de mogelijkheid om te checken hoe ver de student is.
Er wordt gereflecteerd en geëvalueerd binnen de verschillende leerfasen:
- Verwerking: de student kan met behulp van de gerichte feedback reflecteren op zijn werk. Feedback zorgt ervoor dat de student zich meer verantwoordelijk gaat voelen voor zijn eigen leerproces en dat draagt bij aan de intrinsieke motivatie.
- Praktijksituaties: bevatten opdrachten gericht op reflecteren en evalueren.
- Vaardigheden: bij veel vaardigheden zijn observatieformulieren aanwezig, die als input kunnen dienen. En in de fasen Toepassen of Transfer vindt reflectie plaats, voornamelijk vaardigheidsreflectie (verbeteren van acties) en houdingreflectie (inzicht in eigen gedrag).
- Exit-ticket: aan het einde van de module beantwoorden studenten een aantal vragen om jou als docent inzicht te geven in wat ze deze module hebben geleerd en/of hadden willen leren.
Doel formatief evalueren: vaststellen of studenten op de goede weg zijn en wat ervoor nodig is om het betreffende leerdoel te behalen. Het gaat dus niet om een beoordeling.