Joost Overmars is al 35 jaar werkzaam als muziekdocent. “Als docent ben je geneigd alles te bepalen en uit te gaan van je methode. Ik probeer dat in mijn werk als muziekdocent toch altijd los te laten en zou iedere muziekleraar willen uitdagen hetzelfde te doen. Waarom? Leerlingen komen je klas binnen met ontzettend veel eigen bagage. Veel meer dan bijvoorbeeld tien jaar geleden.”
De leerling als startpunt
Hoe zit dat? Joost: “Ze maken allemaal gebruik van YouTube en Spotify en hebben allemaal een smartphone. Ze kunnen alle muziek die er is tot zich nemen en doén dat ook. Horen ze een nummer dat ze aanspreekt, dan hebben ze binnen een paar seconden de songtekst gevonden. Akkoorden leren ze zichzelf aan met apps en tweede stemmen nazingen gaat uitstekend via ‘how to sing’-video's. Het is heel interessant en nuttig om al die aanwezige vaardigheden en kennis – allemaal auditief en visueel verworven - als startpunt van je les te nemen.”
Autonoom
Als de leerling met al zijn interesses, kennis en bestaande vaardigheden je uitgangspunt is en je daaromheen je lessen opbouwt, dan maak je de leerling automatisch eigenaar van zijn eigen leerproces. En dat doet veel goeds, weten Joost en Ruth. “Je autonoom voelen, ergens eigenaar van zijn, is een heel sterke motivator,” legt Joost uit. “Geef leerlingen elke keer weer de keuze. Voor het muziekstuk dat ze willen spelen of zingen, voor de eigen rol daarin en voor de manier van instuderen. Laat de leerlingen zelf de aanpak van een opdracht bepalen. Wat willen ze doen, in welke volgorde, waar gaan we op letten? Zo creëer je betrokkenheid en motivatie.”
Betekenis
Ruth bevestigt: “Door leerlingen eigenaarschap te geven, krijgt hetgeen ze doen meer betekenis. Het raakt ze direct als iets goed of fout gaat. Ik vind echt dat muziekonderwijs doorspekt moet zijn met eigenaarschap.” Niet verrassend dat in de muziekmethode Intro waar Joost en Ruth auteurs van zijn, eigenaarschap volop de ruimte krijgt. Joost: “Intro heeft geen verplichte lineaire opbouw. De leerstof is concentrisch geordend en op elk niveau van de methode zitten keuzes ingebakken".
Meebeslissen
“Op module-niveau betekent deze opzet dat niet elke parallelklas meer op hetzelfde moment dezelfde module hoeft te doen,” legt Joost uit. “Of dat een havo 2 klas andere modules krijgt dan een vwo 2 klas. Dat kan fijn zijn voor de docent. En het geeft de gelegenheid om leerlingen mee te laten beslissen over bijvoorbeeld de volgorde van de modules.”
Uit je comfort zone
Het uitgaan van de leerling in plaats van uitgaan van de leerstof, vraagt van docenten zichzelf opnieuw uit te vinden. Joost: “Uit eigen ervaring weet ik dat muziekonderwijs leuk blijft als je jezelf toestaat te vernieuwen, patronen durft los te laten en af en toe uit je comfortzone stapt. Durf te leren van je leerlingen!. Daar ligt eigenlijk een opgave voor het héle onderwijs. Ook vinden wij dat formatief evalueren een veel grotere rol in onderwijs kan gaan spelen.” Door formatief te evalueren beoordeel je het leerproces niet alleen aan het eind, bijvoorbeeld met een (speel)toets en een cijfer, maar je evalueert het proces gaandeweg voortdurend. Een eindtoets over een leerstofonderdeel is een summatieve toets en kijkt terug: hoe heeft de leerling het gedaan? Het leerproces is op dat moment afgelopen. Deze vorm van toetsen draagt dus niet bij aan de ontwikkeling van het leren zelf. Formatief evalueren kijkt vooruit: het bevraagt docent en leerling over de stand van zaken van het leren en over wat er nodig is om het vervolg van het leerproces te stimuleren.
Kiezen
Ruth vult aan: “Binnen een module worden altijd drie grote opdrachten aangeboden om een muziekstuk en de daarbij behorende leerstof te verwerken. Er zijn zing- speel- en componeeropdrachten. Leerlingen kunnen kiezen met welke opdracht ze aan de slag gaan. Die keuze kan gemaakt worden op grond van inhoud - bijvoorbeeld zingen of spelen - maar ook op grond van werkvorm: klassikaal, met een groep, duo of individueel.”
Differentiëren
Binnen een opdracht zijn er allerlei keuzes voor de leerling. Welk deel van de opdracht kies je, welk onderdeel neem je op je, doe je gewoon de opdracht of vul je die aan met de gegeven ‘extra’s’ en met wie werk je samen? Joost: “Deze keuzes vallen onder het kopje ‘differentiëren’. En omdat veel van deze keuzemogelijkheden te maken hebben met metacognitieve vaardigheden, worden ze gedurende de opbouw van de methode uitgebreider. De leerling krijgt dus steeds meer keuzemogelijkheden, afgestemd op zijn niveau. En intussen bepaalt de docent nog steeds of een klas of leerling klaar is voor deze keuzes en hoe vrij hij de klas hierin laat.”
Extra uitdaging
In de Intro-modules voor havo 3 en vwo 3 zijn naast de gebruikelijke opdrachten ook extra uitdagende opdrachten opgenomen voor leerlingen die ‘iets hebben’ met muziek en die erover denken muziek als examenvak te kiezen. Deze opdrachten sluiten direct aan op Intro voor de bovenbouw en vragen wat meer muzikale vaardigheden en inzicht in muziek. Ruth: “Ze bieden leerlingen de mogelijkheid om op een stimulerende, vanzelfsprekende manier te ontdekken of het examenvak muziek iets voor hen kan zijn. Ook als de school geen examenvak muziek aanbiedt vormen deze opdrachten een mooie uitdaging voor leerlingen die al langer in bandjes spelen of een instrument hebben leren spelen en die wat meer aankunnen en willen. Mooi toch!”